ENKELE BIJZONDERE VONDSTEN

 


 

ENKELE BIJZONDERE VONDSTEN

In de afgelopen 40 jaar zijn er door de Stichting in den Scherminckel tal van archeologische vondsten boven de grond gebracht. Sommige van deze vondsten waren bijzonder voor de Bergse archeologie omdat ze nooit eerder waren aangetroffen in Bergen op Zoom of omdat ze tot een zeldzame vondstcategorie behoorden. Andere vondsten waren belangrijk voor de archeologie in Nederland en heel soms brachten ze zelfs het buitenland in beweging. In onderstaand artikel zal ik enkele van deze vondsten nader belichten.

In 1991 was in het pand De Balanche in de Fortuinstraat een grootschalige restauratie van start gegaan. Dit was een uitgelezen kans om het hele pand bouwhistorisch in kaart te brengen en ook de onder het pand aanwezige kelders archeologisch te onderzoeken. Vele leden van de stichting hebben heel wat uren doorgebracht in de kelders van het pand waar zich nu de tapijtenwinkel van Persia bevindt. In de kelder onder het achterhuis zijn een tweetal afvalkuilen opgegraven, die samen de resten van meer dan 475 voorwerpen bevatten. Slechts een klein deel van deze vondsten kon tot archeologisch complete voorwerpen worden gereconstrueerd. De grote fragmentatie en incompleetheid van de vondsten was te wijten aan het meermalig legen van de afvalkuilen tijdens de lange gebruiksperiode.
alex theepotjeUit één van de latere vullingen van de kuilen zijn de scherven afkomstig van een klein rood theepotje, vervaardigd uit zogenaamd Chinees rood steengoed. Deze keramieksoort staat bekend als industrieel rood, een verzamelnaam voor alle in mallen gemaakte voorwerpen van zeer fijne rode klei. Industrieel rood werd voor het eerst in Yixing in China gemaakt aan het begin van de zeventiende eeuw, maar in latere tijden werd het ook geproduceerd in het Nederlandse Delft, het Duitse Meißen en Dresden en in het Engelse Staffordshire.
Het is zeer moeilijk vast te stellen in welke van deze vier regio’s de verschillende producten zijn gemaakt. Dit komt doordat de verschillende productiecentra geregeld vormen, maar ook merken, van elkaar overnamen. Zo is het dus mogelijk Chinese merken aan te treffen op Engelse producten. Ook waren er grote overlappingen in de afzetgebieden van de verschillende productiecentra. Door nauwkeurige bestudering van het baksel, de complexdatering, de vorm en de merken kan er vaak nog wel enig inzicht worden verkregen in de herkomst van de vondst.
In een artikel in de Waterschans van september 1992 over de vondsten uit de kuilen schrijft Louis Hopstaken het theepotje nog toe aan Delft. De productie van Delfts industrieel rood startte in de periode rond 1670 en eindigde in het eerste kwart van de achttiende eeuw. Op basis van de vorm van ons theepotje kan dit echter in het tweede kwart van de achttiende eeuw geplaatst worden. Een datering die een Delfts product daardoor uitsluit.
Hoewel de vorm van het theepotje een Engelse oorsprong doet vermoeden, werd in Engeland het industrieel rood nog tot 1750 met de hand gedraaid en gefreesd. Alleen de oren en tuiten werden in mallen vervaardigd. Het in de Balanche gevonden theepotje is duidelijk in zijn geheel in een mal gemaakt. Op het eerste gezicht lijken deze kenmerken het toeschrijven aan een bepaalde productieplaats alleen maar te bemoeilijken. Zoals hiervoor al genoemd werden de vele vormen door de verschillende productiecentra vaak van elkaar gekopieerd. En zo is men nà 1700 in China de Engelse vormen gaan kopiëren. Resumerend kunnen we dus zeggen dat de vorm van het theepotje het stuk in elk geval in de achttiende eeuw plaatst en dan wel nà 1725. De vorm is in beginsel Engels, maar omdat het geheel in een mal is gemaakt en niet deels gedraaid, zoals in die tijd in Engeland nog gebruikelijk was, kan het enkel gaan om een Chinese imitatie van een Engelse vorm.
Industrieel rood wordt in Nederland relatief weinig gevonden. Qua vorm gelijkende theepotjes zijn onder andere gevonden in beerputten in Tiel en Nijmegen.
Opvallend is de kleine afmeting van het theepotje, zeker als we deze zouden vergelijken met zijn hedendaagse broertje. In de zeventiende, maar ook in de achttiende eeuw was thee zeer kostbaar en eigenlijk alleen weggelegd voor de rijkere Nederlanders. Zij konden zich echter ook geen grote hoeveelheden veroorloven. Daarom werd er een zeer sterke thee getrokken in een heel klein potje, die in de theekommetjes werd aangelengd met heet water. Deze zeer sterke thee was zonder deze te verdunnen nauwelijks te drinken. Een beetje vergelijkbaar met de manier waarop we nu bijvoorbeeld siroop aanlengen met water om een lekker fris drankje te verkrijgen.

Uit de afvalkuilen in de kelders van de Balanche is nog een ander bijzonder voorwerp tevoorschijn gekomen. Het is helaas niet compleet maar op basis van de aanwezige scherven en gedegen archiefonderzoek toch nog reconstrueerbaar. Naast de vele fragmenten van maar liefst 85 glazen voorwerpen, werden er ook vele fragmenten gevonden van glazen vensterruitjes. Enkele van deze fragmenten bevatten echter een door brandschildering aangebrachte versiering.
alex raamEen zevental fragmenten is afkomstig van een ovalen ruitje met daarop de afbeelding van een familiewapen. Op enkele fragmenten waren tevens enkele regels tekst waarneembaar. Door archiefonderzoek kon worden vastgesteld dat het gaat om het wapenschild van de familie Van Ferneij. Het familiewapen bestaat uit een gehelmd wapenschild met een halve zwarte adelaar op een gouden vlak aan de linkerzijde van het wapenschild en drie gouden zespuntige sterren op een blauw vlak aan de rechterzijde van het wapenschild. Beide vlakken zijn van elkaar gescheiden door een zwaard. Boven de helm is nog een helmteken aangebracht in de vorm van een verticaal geplaatst zwaard. De 3-regelige tekst onder het wapenschild is helaas slechts fragmentarisch aanwezig. Het bovenste deel van de tekst betreft de Franse spreuk j’Aspere en Dieu wat zich laat vertalen naar ‘Ik vertrouw op God’. Daaronder staat de naam F. van Ferneij. Uit archiefbronnen blijkt dat het hier moet gaan om Francois Geerbrandts van Ferneij. Vanaf 1571 woonde hij in het pand Geert Franssen van Ferneij, pastijbakker en zoon van Francois Geerbrandts van Ferneij. Zijn vader was in 1571 echter reeds enkele jaren overleden. Op de onderste regel stond een jaartal. Het woord ‘anno’ is nog duidelijk zichtbaar. Helaas heeft de scherf met het jaartal de tand des tijds niet overleefd.

Een andere vondst, die in Bergen op Zoom bij archeologisch onderzoek door leden van de Scherminckel in het verleden naar boven is gekomen en zeker niet tot de alledaagse vondsten gerekend kan worden, is de spreeuwenpot.
Lange tijd is de (jonge) spreeuw in onze streken gezien als een lekkernij verwerkt in soep, stoofpot of pasteitje. Uiteraard was het vangen van spreeuwen niet echt een gemakkelijke zaak. Vanaf circa 1400 heeft men daar iets op gevonden, de spreeuwenpot.
sids 1081 bsids 1081 a

Een spreeuwenpot is eigenlijk een aardewerken nestkastje dat aan de gevel van het huis werd bevestigd. Een spreeuwenpot ziet eruit als een soort aardewerken fles met een bolle bodem en een lange hals. Eén van de zijkanten van de ‘fles’ is afgeplat en voorzien van een zogenaamd roofgat. Met deze platte zijde kon het tegen de gevel van een huis of schuur gehangen worden. Aan de rand van de hals werd vaak een nokje aangebracht waarin een klein stokje werd gestoken, de zogenaamde aanvliegstok. De spreeuw kon op dit stokje landen om vervolgens via de hals de spreeuwenpot binnen te wippen. Bovenop de buik van de spreeuwenpot zit meestal een oor waarmee de pot kon worden opgehangen.
Een tweede type heeft een afgeplatte bodem in plaats van de een afgeplatte zijkant en staat met de hals van de pot haaks op de gevel. Ter plaatse van het roofgat was in de gevel van het huis een deurtje aangebracht waarlangs men de jonge spreeuwen uit de spreeuwenpot kon plukken.

Ondanks dat spreeuwenpotten veelvuldig voorkomen op schilderijen en tekeningen uit de zestiende en zeventiende eeuw worden ze in archeologische context maar zelden aangetroffen. In de collectie van de SIDS bevinden zich (fragmenten van) vier spreeuwenpotten. Toen in 1982 de oude gebouwen van ijzergieterij de Holland aan de Lindenbaan werden gesloopt, kwamen er op dit terrein enkele kuilen met pottenbakkersafval uit het midden van de zestiende eeuw tevoorschijn. Te midden van de vele grapen, pispotten, koekenpannen, schotels, kommen en kannen bevonden zich ook enkele scherven van een tweetal spreeuwenpotten, één van elk type. Enkele jaren later, in 1985, kregen de leden van de SIDS de gelegenheid om archeologisch onderzoek te doen op de achtererven van de huizen Hofstraat 27, 29 en 31. Op het achtererf van nr. 27 werd een afvalkuil aangetroffen met daarin vele voorwerpen, waaronder twee spreeuwenpotten. Beide potten waren van het type met de platte bodem die haaks op de gevel hingen. Een van de twee exemplaren is zeer bijzonder. De spreeuwenpot is over het gehele oppervlak voorzien van een dikke laag gele slib. Versierde spreeuwenpotten worden nauwelijks aangetroffen. En een exemplaar zoals uit de Hofstraat is nergens in Nederland ooit aangetroffen. Maar de versiering is niet het enige wat deze pot bijzonder maakt.
Waar andere spreeuwenpotten aan de rand van de hals een klein nokje hebben om een stukje op te bevestigen heeft deze spreeuwenpot in plaats van een nokje een lusvormig oor voor de spreeuw om op te zitten. Evenals de spreeuwenpotten van de Lindenbaan dateren de exemplaren uit de Hofstraat uit het midden van de zestiende eeuw.

De laatste vondst die ik in dit artikel wil behandelen is tot ver buiten Bergen op Zoom bekend geworden. Het voorwerp is zelfs voor enkele weken aan een museum in Jeruzalem in Israël uitgeleend. Het betreft hier een zeer rijk gedecoreerde vuurstolp die is gevonden tussen het pottenbakkersafval op het erf van de pottenbakkerij Croonenburg aan de Noordzijde Haven 58.
De vuurstolp was vroeger één van de meest belangrijke voorwerpen in het huishouden. Ontstaan in een tijd waarin vrijwel alle huizen nog van hout gemaakt waren en het maken en hebben van vuur niet altijd vanzelfsprekend was. Als men de haard brandend had, wilde men dat natuurlijk ook graag zo houden en om te voorkomen dat er ‘s nachts, terwijl iedereen lag te slapen, vonken van het haardvuur afsprongen en het huis in brand ging, werd er over het smeulende haardvuur een zogenaamde vuurstolp of vuurklok geplaatst. Deze vuurstolp moest dus zowel het haardvuur smeulend houden en tegelijkertijd het huis beschermen. In de middeleeuwen was zelfs iedereen verplicht een vuurstolp in huis te hebben. In de tijd van de houten huizen bevond de haard zich midden in het huis. De middeleeuwse vuurstolp was klokvormig met aan de bovenzijde een oor waarmee de stolp over de haard gezet kon worden.
Toen de verstening van de huizen tot stand kwam, is de vorm van de vuurstolp veranderd. De klokvorm werd als het ware gehalveerd en aan de zijkanten van vlakke stukken voorzien, de zogenaamde vleugels. Deze vleugels moesten ervoor zorgen dat de vuurstolp goed aan sloot op de achterwand van de haard. Met de veranderende vorm veranderde ook gaandeweg de functie van de vuurstolp van noodzakelijk gebruiksvoorwerp naar die van pronkstuk in de vaak smerige en zwarte haard.
De vuurstolp die is gevonden op het erf van de pottenbakkerij Croonenburg is door middel van opgelegd boetseerwerk, stempelwerk, slibkras techniek en ringeloordecoratie voorzien van een uitgebreide voorstelling. Uitgevoerd in rood en witbakkende klei en voorzien van geel en groen getint loodglazuur is er op de vuurstolp een voorstelling afgebeeld die het Bijbelse verhaal van David en de reus Goliath vertelt. Verder zijn op de stolp afbeeldingen te zien van een schaap, een herdershond, een vogel, wapenschilden, menselijke figuren (koppen) en plantaardige motieven. Aan de bovenzijde is de stolp voorzien van een worstvormig oor. Aan weerszijden daarvan op de vleugels het jaartal 1610.

alex haardscherm

De vuurstolp is met zekerheid een product geweest van pottenbakkerij Croonenburg. De scherven zijn immers gevonden in een grote kuil met pottenbakkerafval, het haardscherm heeft, getuige het ontbreken van roet aan de binnenzijde, nooit als zodanig gefunctioneerd en de scherven vertonen duidelijke bakscheuren die zijn ontstaan tijdens het bakken in de oven. Toch is het een zeldzaamheid dat een dergelijk object door een Bergse pottenbakker is vervaardigd. De Bergse pottenbakkers stonden immers niet bekend om hun hoogstaande siervoorwerpen maar eerder juist om hun massaproductie van simpel rood aardewerken gebruiksvoorwerpen. Dergelijk uitbundig versierde voorwerpen werden gedurende de gehele pottenbakkersgeschiedenis maar zelden in Bergen op Zoom gemaakt

Gepubliceerd in de nieuwsbrief Archeologie en Monumenten nr. 53 van september 2011 van de Stichting In den Scherminckel te Bergen op Zoom