DE METAALVONDSTEN VAN DE AUGUSTAPOLDER
In de periode tussen december 2005 en juni 2006 heeft er in de Augustapolder grootschalig archeologisch onderzoek plaatsgevonden. De resultaten hiervan worden momenteel uitgewerkt tot een rapportage. In het artikel van Marco Vermunt is al het nodige te lezen over de gevonden sporen en structuren. Ik wil ik wat dieper ingaan op één van de vondstcategorieën: de metalen voorwerpen.
De opgravingen hebben vele honderden sporen opgeleverd, uiteenlopend van paalkuilen van middeleeuwse boerderijen tot waterputten en erfscheidingsgreppels. Uit deze sporen zijn vele duizenden aardewerkscherven geborgen. Maar naast heel veel aardewerk heeft deze opgraving ook een paar verrassende metalen voorwerpen opgeleverd. Enkele van deze voorwerpen zijn met name bijzonder vanwege hun ouderdom. Ze dateren namelijk uit de tijd tussen ca. 900 en 1000 na Chr. Een periode waarover we nog maar weinig weten van het huidige Bergen op Zoom. Het afgelopen jaar zijn deze voorwerpen vakkundig gereinigd en geconserveerd en recentelijk naar het archeologisch depot geretourneerd.
Het gaat onder andere om een zogenaamd stijgbeugelbeslag en een fibula, een soort broche.
Het stijgbeugelbeslag bestaat uit een licht gekromde vorm, uitbundig versierd met de kop van een fabeldier en vele doorboringen rondom, wat het fabeldier veel beter doet uitkomen.
Het stukje is gemaakt van een koperlegering, vermoedelijk brons en meet slechts 27 bij 36 millimeter en dateert uit de 10e eeuw. Een dergelijk beslag zat gemonteerd aan de bovenkant van de stijgbeugel en was dus duidelijk voor voorbijgangers te zien. Deze beslagen vormden overigens slechts een klein deel van de decoratie van het paard. Overal op de uitrusting en tuigage waren rijkelijk versierde beslagen aanwezig. Het beslag moest voorkomen dat de leren riem ging scharnieren ten opzichte van de ijzeren stijgbeugel. Dit om het op- en afstappen te vergemakkelijken.Een soortgelijk beslag in uitvoering en voorstelling is in 2007 gevonden bij graafwerkzaamheden rondom de Sint Eligiuskerk in Eine (Oudenaarde).
Ruim de helft van de in de Augustapolder gevonden metalen voorwerpen zijn afkomstig uit hetzelfde spoor met het nummer F555.
Dit spoor kan vermoedelijk het best geïnterpreteerd worden als oude weg of pad, aan weerszijden geflankeerd door plaggenwalletjes. De vulling of ophoging van het pad binnen de plaggenwallen bevat een breed scala aan materialen uit ruim acht eeuwen.
Tot de oudste vondsten behoort een stervormige fibula uit de 10e eeuw. De grootste hoeveelheid materiaal die in dit spoor is aangetroffen dateert echter uit de 16e en 17e eeuw. Met een diameter van slechts 18 millimeter is de fibula uit de ophoging van het pad één van de kleinste type fibula die ooit is gemaakt. Een fibula is oorspronkelijk een uitvinding uit de IJzertijd en was bedoeld voor het sluiten van kleding, een tweeduizend jaar oude veiligheidsspeld zeg maar.
De fibula was vooral populair in de Romeinse periode, waarin dit gebruiksvoorwerp nog meer aan mode onderhevig was dan tegenwoordig het geval is met bijvoorbeeld kleding of auto’s. In de Romeinse periode is de fibula zowel een sieraad als een hulpmiddel om kleding mee te sluiten. Een goede duizend jaar later is de fibula zo klein geworden dat van een functie als kledingsluiting geen sprake meer is. Het is dan een puur decoratief sieraad geworden.
Het in de Augustapolder gevonden exemplaar dateert uit de 10e eeuw na Chr. Het midden van de 8-puntige stervorm vertoond een verdieping in het metaal. Oorspronkelijk heeft hier een kleine parel van glaspasta op gezeten, echter deze heeft de tand des tijds helaas niet doorstaan.
Onder de metaalvondsten waren ook twee mesheftbekroningen. Het gebruik van mesheftbekroningen komt pas echt in zwang in de 14e eeuw met de opkomst van de plaatangel. De angel is het deel van het mes dat zich in het heft bevindt. Er bestaan twee soorten angels. Namelijk de plaatangel, waarop de losse delen van het heft werden bevestigd, en de naaldangel of schachtdoorn. Dit laatste type angel werd gebruikt voor zogenaamde opschuifheften.
Het eerste van de twee bekroningen is afkomstig van een mes met opschuifheft en zat bevestigd op de overgang van het heft naar het lemmet. Het diende ter bescherming van het heft tijdens het opschuiven van het heft aan de naaldangel en voorkwam dat het lemmet tijdens het gebruik het heft zou beschadigen.
De tweede bekroning zit bevestigd op een mesheftfragment met plaatangel. De bekroning word gevormd door twee gegraveerde messing plaatjes aan weerszijden van het heftuiteinde welke met behulp van koperen nageltjes aan de plaatangel zijn bevestigd. Het heft op de rest van de plaatangel heeft bestaan uit twee belegplaten van hout of been. Aan de ene zijde toont de bekroning een gravering van een banderol in een veld. Op de banderol is zeer vaag nog een tekst waarneembaar. De vrij korte tekst lijkt te beginnen met de letter M. Het is daarom aannemelijk dat hier het woord MARIA op gegraveerd staat. Op de andere zijde is de bovenste helft van een zittend (vrouw?)figuur zichtbaar met een staf of iets dergelijks in haar handen. Op dergelijke uit de 16e eeuw daterende heftbekroningen staan vaak religieuze afbeeldingen weergegeven. Helaas is de afbeelding te vaag om hier een goede foto van te tonen.
Onder de overige metaalvondsten uit ditzelfde spoor (F555) bevinden zich onder andere nog een tinnen dopje van een naaldenkoker, een messing vingerhoed uit de vroege 16e eeuw, een taps toelopende messing riemtong welke aan het uiteinde is versierd met een klein eikeltje.
Eveneens uit de 16e eeuw een sterk verwrongen onbekend voorwerp. Mogelijk gaat het hier om een stuk meubelbeslag. Voorts komen er uit de vulling nog een viertal munten. Het betreft hier enkel 17e eeuwse koperen munten. Een duit van West Friesland uit 1604 (Verkade 75.7), een duit van zeeland uit 1609 (Verkade 95.5), een vrijwel geheel glad gesleten en daardoor niet nader toe te schrijven Double Tournois uit Frankrijk en een niet nader te determineren koper stukje. Een andere vermeldenswaardige vondst is die van een zware ijzeren kloofbijl. Deze bijl werd gevonden in de insteek van een klein keldertje. Na restauratie bleken op de 20,5 centimeter lange bijl helaas geen merktekens aanwezig. De bijl is op basis van de uitvoering niet te dateren. Een kloofbijl van 50 jaar oud ziet er hetzelfde uit als een van 500 jaar oud. Echter op basis van de vindplaats, de insteek van de kelder, kan de bijl gedateerd worden omstreeks 1500.
IJzeren kloofbijl uit de kelderinsteek, ca. 1500
Het keldertje zelf bevatte naast zeer veel puin nagenoeg geen vondsten. Tegen de westmuur werd in het midden van de kelder wel een veegpot in de vloer aangetroffen. Deze was echter slechts fragmentarisch aanwezig. Het betreft een grape met manchetrand uit circa 1550 waarvan grote delen van de rand en schouder ontbreken.
De hele opgraving heeft slechts een 7-tal munten opgebracht. Naast de vier in F555 aangetroffen exemplaren is er nog een niet nader te determineren oord van Philips II uit ca. 1580 aangetroffen in de vulling van een kleine (paal)kuil. Twee duiten werden geborgen uit de stort bij het aanleggen van werkput 5 en 6. Het betrof hier een duit van Utrecht uit 1625 (Verkade 116.2) en een duit van Zeeland zonder jaartal (Verkade 95.5).
Een laatste metaalvondst werd gedaan door een detectoramateur toen de opgraving reeds was afgerond. Het betreft hier een Karolingische fibula in de vorm van een halve maan, een zogenaamde lunafibula. Met behulp van kleine zilverdraadjes zijn op de bovenzijde van de fibula drie afzonderlijke vakjes gecreëerd. De buitenste twee waren met zekerheid ingelegd met rode glaspasta, de kleur van het middelste vakje is op dit moment niet met 100% zekerheid te zeggen.
Het oorspronkelijke oppervlak is verdwenen, maar dieper lijkt ook een rode kleur door te schemeren. Het stuk kan gedateerd worden in de 9e of 10e eeuw. Momenteel wordt het object vakkundig gereinigd bij Restaura in Haelen, waarna het aan de gelukkige vinder zal worden teruggegeven.
De in de Augustapolder gevonden fibula vertoont grote gelijkenis met een eerder op de Kijk in de Pot gevonden exemplaar. Deze eveneens Karolingische fibula bestaat ook uit een halve maanvorm met rode glaspasta. Het exemplaar van de Kijk in de Pot heeft echter kleine bolvormige uitstulpingen op de uiteinden, hierdoor krijgt het geheel een wat hoekiger uiterlijk.
Ondanks dat het aantal metalen objecten van deze opgraving misschien een beetje tegenviel zijn er toch zeer bijzondere stukken uit de grond gekomen.
Gepubliceerd in de nieuwsbrief Archeologie en Monumenten nr. 43 van maart 2009 van de Stichting In den Scherminckel te Bergen op Zoom
Pingback:Stijgbeugelbeslag ( fabeldier ): 10e eeuw – 12e eeuw – Metaaldetectie Vlaanderen – Metal Detection Flanders – Détection de métaux Flandre