GOUDEN EN ZILVEREN BELONINGSPENNINGEN VAN
BERGEN OP ZOOM VAN HET TYPE V.LOON II 151.1-3
In eerste instantie was het de bedoeling dat de penningen ter waarde van 40 guldens werden gegeven aan de leden van de magistraat, de gouverneur van Bergen op Zoom, de vertegenwoordigers van de Generaliteitscolleges en de Eerste Edele, aan drie ingenieurs en drie predikanten. De stukken ter waarde van 2 dubbele dukaten werden gedistribueerd onder de leden van de buitenraad en de raadslieden. Na het vervaardigen van de benodigde penningen zouden de stempels worden vernietigd, zodat er niet meer penningen gemaakt konden worden. Dit voornemen werd echter niet opgevolgd, omdat er in 1623 nog penningen zijn uitgereikt aan diverse kolonels, de pensionaris van Holland en de thesaurier van de Staten-Generaal.
Op 18-4-1623 werd besloten gouden penningen uit te reiken aan de kapiteins van de gewapende burgerij (aantal is onbekend) en zilveren penningen aan de luitenants. Ook na deze datum zijn nog vele penningen gedistribueerd.
In 1624, nadat nagenoeg iedereen die zich gedurende de belegering in militair of bestuurlijk opzicht had onderscheiden een beloningspenning had ontvangen, bleef het stadsbestuur gouden penningen uitdelen. De beloningspenning die betrekking had op het beleg van 1622 ontwikkelde zich tot een algemene penning ter beloning van verdiensten jegens de stad. Vanuit dat oogpunt zijn penningen uitgereikt aan onder andere predikant Bruinvis (1635), Professoren Swerius en Boxhorn (1639), de Drossaard van Brochum (1645), de raden van de markies van Bergen op Zoom (1649), van Van Hogendorp (1688) en Schuylenburg (1692) de raad en griffier van Willem III en de drie raden van Brabant (1721), Markies Johan Christian van Palts-Sulzbach (1725). Ook de predikanten Johannes Aelstius en Jacob Baselius kregen in resp. 1656 en 1657 een gouden penning ter ere van gepubliceerde boeken. De belangrijkste, en op den duur slechts de enige, reden om een gouden penning te schenken was de komst van vertegenwoordigers van de Raad van State.
Bijna 140 jaar lang schonk de stad Bergen op Zoom gouden beloningspenningen.
Er zijn hierin vier hoofdtypes te onderscheiden.
Type 1 (1622-1623)
Type 1 betreft een ruitvormige penning (v.Loon II 151-3) met op de voorzijde een ongekroond wapenschild, door twee wildemannen aan linten gedragen. De keerzijde toont de generaliteitsleeuw met pijlenbundel waarbij de pijlpunten naar beneden wijzen. Het zwaard van de leeuw doorsnijdt de binnencirkel tussen het roosje en de letter A van AVXILIIS.
Gouden penningen van dit type zijn nog niet aangetroffen. Wel is een portret bekend van een anderhalf jaar oud meisje, geschilderd door Davidt Finson. Om haar nek draagt zij een bloedkoralen collier met daaraan een ruitvormige gouden penning van Bergen op Zoom. Zilveren exemplaren bevinden zich in diverse museumcollecties in Nederland.
Mogelijk moet type 1 onderverdeeld worden in type 1a, type 1b en type 1c
Type 1a wordt dan vertegenwoordigd door de vierkante, vroegste penning uit 1622.
Type 1b betreft een ronde penning geslagen met dezelfde stempels als die voor de vierkante penningen zijn gebruikt. Mogelijk gaat het hier om de penningen in goud en zilver die in 1623 zijn geslagen om uit te reiken aan de kapiteins (goud) en luitenants (zilver) van de gewapende burgerij.
Type 1c betreft een, zeer lichte, zilveren penning welke is geslagen met dezelfde stempels als bovenstaande types.
Hij is vervaardigd uit twee zeer dunne, afzonderlijk geslagen, plaatjes die later aan elkaar zijn gesoldeerd. Een dergelijk exemplaar is verkocht bij Schulman, veiling 327 – kavel 356. Het Markiezenhof te Bergen op Zoom bezit 1 helft (leeuw) van deze penning (inventarisnummer 8129)
Type 2 (1624?-1686?)
Type 2 betreft een ronde penning met een ongekroond wapenschild (v.Loon II 151-2). Het voorzijde ontwerp is vrijwel gelijk aan dat van type 1. Het zwaard van de leeuw op de keerzijde doorsnijdt de binnencirkel tussen het de letters V en X van AVXILIIS.
In de collectie van het Rijksmuseum bevindt zich een exemplaar met een diameter van 43 mm en een massa van 30,25 gram. In de collectie van museum Paleis het Loo bevindt zich een exemplaar met een diameter van 44,5 mm en een massa van 37,43 gram. Ook in de collectie van Het Markiezenhof te Bergen op Zoom bevindt zich een exemplaar van het 2e type.
De penningen van het 1e type betreffen vermoedelijk de originele emissies van 15-10-1622. Penningen van het 2e type zijn waarschijnlijk geslagen vanaf 1623, doorlopend tot het einde van de 17e eeuw. Over de precieze aantallen van de vervaardigde penningen tast men in het duister omdat de stadsrekeningen van de jaren 20 en 30 van de 17e eeuw vrijwel allemaal ontbreken. Wel is duidelijk dat er in de periode tussen 1638 en 1686 totaal 63 penningen worden vermeld in de stadsrekeningen, waarbij betaling plaatsvond aan lokale zilver- en goudsmeden die verantwoordelijk waren voor de productie van de penningen. Het is bekend dat de stempels voor de penningen werden gesneden door Willem Bylaer, ijzersnijder aan de Munt van Holland. Maar of de penningen ook te Dordrecht werden vervaardigd, óf dat dit ook in Bergen op Zoom gebeurde, is niet bekend. Al wijzen de betalingen aan lokale zilver- en goudsmeden wel in die richting. We weten wel dat in de jaren 1670 de mechanisatie van de Munt te Dordrecht plaatsvond, waarbij overgegaan werd van de handslag op de machinale schroefpers. Mogelijk werden penningen van het 2e type echter nog tot 1686 in Bergen op Zoom zelf vervaardigd. De stadsrekening van 1687 ontbreekt, maar vanaf 1688 vinden de betalingen voor de gouden penningen plaats aan de muntmeester te Dordrecht.
Een zekere ‘terminus ante quem’ vormt het jaar 1691. Uit de gedetailleerde beschrijvingen in het reisjournaal van Beelaerts blijkt namelijk dat de Drossaard van Bergen op Zoom in 1691 een penning schonk met daarop een wapenschild dat voorzien was van een “prince-croon”. Het gaat hierbij dus om het nieuwe, 3e type.
Type 3 (1688-1723)
Bij het 3e type wordt het wapenschild niet meer aan een lint gedragen, maar wordt het door de wildemannen geflankeerd. Tevens zien we bij dit type voor het eerst het wapenschild afgebeeld met een kroon. Ook is de pijlenbundel van de generaliteitsleeuw vanaf dat moment naar boven gericht. Het jaartal 1622 staat midden boven de kling van het zwaard.
Het 3e type stadspenning bleef ongewijzigd in gebruik totdat er in 1723 nieuwe stempels werden gesneden. De stadsrekening vermeldt echter niet of het hier om het voorzijde- of het keerzijdestempel gaat. Desalniettemin ben ik van mening dat het in 1723 het voorzijdestempel betrof.
Gerard van Loon toont namelijk in zijn Beschryving der Nederlandsche Historiepenningen uit 1726 reeds een wapenschild met daaronder de “krullen” zoals op type 4. Wanneer deze zijde pas in 1740 zou zijn vervangen, kon van Loon deze niet hebben afgebeeld. 17 jaar later, in 1740, werd ook het stempel van de zijde met de leeuw vervangen. Blijkbaar werden tussen 1723 en 1740 penningen geslagen waarin één oud en één nieuw stempel werden gecombineerd.
Van het 3e type bestaan zowel gouden als zilveren afslagen.
Type 4 (1723-1752)
Het 4e type (v.Loon II 151-1) verschilt slechts in kleine details van type 3. De duidelijkste wijziging zijn de “krullen” onder het stadswapen. Ook is de uitvoering van de kroon iets gewijzigd. Het lettertype van het jaartal is veranderd en is de positie ten opzichte van het zwaard van het midden van de kling verschoven naar de punt. Ook de Bergen in het stadswapen zijn anders van vorm.
Van het 4e type bestaan zowel gouden als zilveren afslagen. Totaal zijn slechts 23 penningen van dit laatste type uitgereikt.
Alexander van der Kallen
Bergen op Zoom, 17 maart 2018
Literatuur
Loon, G. van, 1726, Beschryving der Nederlandsche Historiepenningen deel 2, Den Haag
Snoeck, M.W., 1926, Penningen en munten betreffende Bergen op Zoom,
Vlieghe, H., Sanders, G.P., e.a., 2008: Ambrogio Spinola 1622, Bergen op Zoom
BIJLAGE 1: VERMELDINGEN VAN DE UITREIKING VAN BELONINGSPENNINGEN IN DE RAADSNOTULEN IN DE PERIODE 1622-1691
Uit de notulen van de raadsvergaderingen tussen 1622 en 1691 blijkt dat diverse malen gouden beloningspenningen zijn toegekend.
In de besluiten van 15-10-1622 staat dat:
De heeren van den magistraat n.l. Dr Pachasias Turcq (burgemeester buiten der Bancke), Mr. Jan de Bergaigne (burgemeester binnen der Bancke) en de schepenen van den buitenraad Cornelis Adamsz Bollaert, Jacques van Heusden, Franchois Vroetschap, Johan Joachims, Carel Carelsen Schuler, Mr. Jan Anthony de Rouck, Jacob Israels Turcq en de secretaris Danckaert Basijn elk een gouden penning kregen ter waarde van 40 gulden.
(Totaal: 10)
De gecommitteerde heeren Staten n.l. Nicolaas Woutersz van der Meer (Burgemeester van Haarlem en lid van de Staten Generaal), Rutger Huijgen (Burgemeester van Arnhem en lid van den Raad van State), Adriaen Manmaker (representerende den eerste edele van Zeeland), Mr. Johan Huysen van Cattendyck (van wege de stad Goes, gecommitteerd Raad van de Staten en de Admiraliteit van Zeeland), Clemens Baerdorp (van den Raad van Sate), Geeraert Clemenszoon van Teylingen (Lid der gecommitteerde raden van Holland), Steven Tenijs (van wege Middelburg, gecommiteerd raad van de Staten en de admiraliteit van Zeeland) en Mr. Jacob Campe (van wege Vere, gecommiteerd in de Staten en de admiraliteit van Zeeland), benevens de gouverneur Louis de le Kethule en de ingenieurs David van Orliens, Capt. Omkees en Capt. Clarke kregen eveneens elk een gouden penning ter waarde van 40 gulden.
(Totaal: 12)
De leden van de buitenraedt en de raetsluyden zijnde Willem Adamsz Bollaert, Marcus Mertensen, Jacques Antheunissen, Jan Mathieu, Hendrik Hovemeis, Bastiaan Denyssen, Cornelis van der Moelen, Gillis Rubbens, Willem Houck, Hendrick de Roovere, Jan Machielse, Rentmeester David van Oosten en Mr. Abraham Buijdens (leden van de buitenraedt). Jasper Thomas, Medu Gillesen, Pieter Franssen van Ferney, Franchois de Pot, Hans van Dalem, Anthony Jaspers en Jan Claessen (raetsluyden) kregen elk een gouden penning ter waarde van 2 dubbele dukaten.
(Totaal: 20)
Drie predikanten, Dr. Lambertus de Rijcke, Nathan Vaijns en Mr. Job Durieu en de Commies Schilperoort kregen elk eveneens een gouden penning ter waarde van 2 dubbele dukaten. Tevens werden vier van dergelijke penningen ter dispositie van den magistraat gegeven.
(Totaal: 8)
Op 10-1-1623 werd alsnog besloten om “den gouden penning ter memorie van de ontlegering der stad” te distribueren aan Jonckheer Willem van Nassau, de Raadsheren Vermeulen, Huyghens, Teylingen, Duyck en de Bye, Alsook aan de kolonels Morgan, Famars en Lokeren. De waarde van deze penning staat niet in het raadsbesluit beschreven!
(Totaal: 9)
Op 21-3-1623 viel er wederom een raadsbesluit de Raadsheer van Baersdorp en de commiezen Verhaer en Schade een gouden penning toe te bedelen. De agent Ruysch, de advocaatvan der Houve en Burgemeester Tersslyn van Dordrecht kregen elk een gouden penning ter waarde van 2 dubbele dukaten.
(Totaal: 6)
Later schijnen deze penningen nog meermalen te zijn uitgereikt. Zo werd op 6-1-1624 besloten om Jacob Vleugels, die een komedie had geschreven ter ere van het ontzet van Bergen op Zoom, te belonen met een gouden penning ter waarde van 25 gulden.
Op 27-10-1625 viel wederom een besluit tot uitreiking van een gouden penning ter waarde van 2 dubbele dukaten. Deze maal werd deze toegekend aan Jacques Heckaert, majoor van het garnizoen, voor zijn extra ordinarisse diensten ten tijde van het beleg.
Op 25-2-1634 werd besloten om eenzelfde gouden penning ter waarde van 2 dubbele dukaten uit te reiken aan Heer Broucqsaulx, Commandeur op St. Anna bij Lillo, voor goede diensten bewezen aan de Stad.
Uit een journaal van een reis door Holland, Zeeland, Brabant en Vlaanderen door Mr. Matthys Beelaerts blijkt dat Mr. Beelaerts (oud burgemeester van Dordrecht) en Mauritius Scheltinga (grietman (rechter) van Lemsterland) op 12-3-1691 door de drossaard van Bergen op Zoom een gouden penning zijn geschonken ter waarde van 42 gulden.
(Totaal: 5)
De hierboven genoemde aantallen betreffen slechts een kleine greep uit de daadwerkelijk uitgedeelde penningen!
Ontzettend interessant stuk om te lezen.