MORTIEREN

 


 

MORTIEREN

Tijdens het beleg van Bergen op Zoom door de Fransen in 1747 is een groot deel van het zuidelijk stadsdeel volledig in puin geschoten door de Franse kanonnen. Men maakte toen niet alleen gebruik van de massieve ijzeren kanonskogels, waar al vele honderden jaren mee geschoten werd, maar ook van grote ijzeren mortierbommen. Deze mortierbommen worden al sinds het einde van de 16e eeuw gebruikt en vinden hun hoogtepunt in het einde van de 17e – 18e eeuw.

Een mortierbom is in feite een grote holle ijzeren bal met bovenin een vulgat en twee ijzeren oren. Via het vulgat werd de mortierbom of granaat gevuld met buskruit. In het vulgat werd een houten ontstekingsbuis geplaatst welke op zijn beurt weer gevuld werd met een zeer langzaam brandend kruitmengsel, sas genoemd, en afgedekt met een blikken omhulsel. Doordat de brandsnelheid van het kruidmengsel bekend was kon men precies berekenen hoe lang het zou duren voordat de granaat zou ontploffen. Hierdoor werd het mogelijk om de mortier zo te richten dat de granaat na het afvuren pas zou ontploffen als deze vlak boven de grond was. Dan richt hij ook de meeste schade aan. Door de hoeveelheid sas in de ontstekingsbuis te variëren kon men de ontploffingstijd aanpassen, zodat er vanaf verschillende afstanden geschoten kon worden en de granaten toch altijd net boven de grond zouden ontploffen. Natuurlijk ging er wel eens wat mis. De granaat kon veel te vroeg ontploffen, bijvoorbeeld onderweg of zelfs nog in de mortier. Of de granaat ontplofte helemaal niet, doordat de ontstekingsbuis tijdens de vlucht uit de granaat viel of het sas brandde niet goed genoeg door. Mortiergranaten werden afgeschoten met zogenaamde mortieren. Dit waren kanonnen met een zeer korte loop op een kleine affuit, ook wel stoel genoemd omdat deze in tegenstelling tot de affuiten waarop kanonnen liggen geen wielen heeft. Door de hele stad hebben we in de laatste jaren de nodige fragmenten van deze ontplofte granaten terug gevonden. Op elke opgraving doken er wel een paar op en ook door metaaldetectorzoekers worden ze nogal eens op akkers rondom de stad gevonden.

Ook tijdens de opgravingen op de Parade van 2002 tot 2005 zijn er de nodige fragmenten gevonden. Dat was ook wel logisch gezien het feit dat in 1747 dit deel van de stad volledig met de grond gelijk gemaakt was.
De huizen langs de Kerkstraat zijn na het beleg weer terug opgebouwd, kijk maar eens naar de jaartallen op de verschillende huizen. Het huizenblok dat achter de kerk stond is echter niet meer terug opgebouwd en is na het beleg een exercitie- of paradeplaats geworden. Vandaar ook de naam Parade. Tijdens deze opgravingen zijn naast de vele fragmenten ook 4 onontplofte granaten gevonden. Dit was op zich al bijzonder omdat het niet zo vaak voorkwam dat ze niet ontploften. Ook het feit dat ze niet zijn omgesmolten of direct terug naar de vijand geschoten maar in de bodem terecht zijn gekomen is voor ons archeologen natuurlijk extra leuk.
Drie exemplaren hebben een diameter van 31 cm en wegen ruim 80 kilo. In twee hiervan was nog zeker 2 kilo kruit bewaard gebleven en ook zaten er nog resten van de houten ontstekingsbuis in het vulgat. Helaas was het toch zo ver vergaan dat het niet mogelijk was deze nog te conserveren. Het vierde exemplaar is van een wat kleiner kaliber, maar weegt met zijn 22 cm toch nog ruim 35 kilo. Toen we na afloop van het onderzoek begonnen met het schoonmaken van de vondsten en uiteindelijk ook aan de granaten begonnen stond ons nog een verrassing te wachten. Drie van de vier granaten (1 is er nog niet schoongemaakt!) bleken een in reliëf meegegoten Franse lelie te hebben. Mooi in het midden gesitueerd, ongeveer 6 cm onder het vulgat. En alsof dat nog niet leuk genoeg was stond er op twee ook nog een naam en/of afkorting.
Op het ene exemplaar zijn onder de vage afbeelding van de Franse lelie de letters OVL zichtbaar. Het andere exemplaar toont tevens de lelie met daaronder de tekst HVRTAV.

15-13A bom 15-13B inzet detail

Hurtau is een niet al te veel voorkomende Franse naam maar een korte zoektocht op internet leverde toch een aantal vermeldingen op van Franse families.
Helaas geen wapensmeden of kanongieters. Over de betekenis van de letters OVL tasten we nog in het duister. Binnenkort zal er contact opgenomen worden met het legermuseum in Delft in de hoop dat zij ons misschien iets meer kunnen vertellen. Met het kanon dat enkele jaren geleden in de Koepelstraat is gevonden hebben we ook veel aan hun hulp gehad.
Na deze leuke verrassingen zullen we ook de fragmenten die we door de jaren heen verzameld hebben maar eens aan een nadere inspectie onderwerpen. Wie weet wat daar nog onder de roest vandaan gaat komen.
Mocht u nu na het lezen van dit artikel zeer fanatiek aan de slag gaan met een ooit gevonden fragment van een dergelijke granaat en zelf ook een (deel) van een tekst of afbeelding ontdekken, houden wij ons natuurlijk van harte aanbevolen voor eventuele nieuwe ontdekkingen.

Gepubliceerd in de nieuwsbrief Archeologie en Monumenten nr. 32 van juni 2006 van de Stichting In den Scherminckel te Bergen op Zoom 

 


 

ROMEINSE MUNTEN ACHTER DE GERTRUDISKERK

 


 

ROMEINSE MUNTEN ACHTER DE GERTRUDISKERK

 

In de jaren 2002 tot 2005 heeft er op de Parade in Bergen op Zoom een grootschalig archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Dit is verreweg het grootste onderzoek dat in de middeleeuwse stadskern is uitgevoerd.Tot 1747 is het hele plein bebouwd geweest en  in de directe omgeving was al eens materiaal uit de 10e en 11e eeuw aangetroffen. De verwachtingen waren dan ook hoog gespannen voor wat betreft het aantreffen van middeleeuwse sporen. Behalve vele laat middeleeuwse sporen hebben we op een diepte van gemiddeld twee meter ook sporen aangetroffen van deze vroege periode. Dit gunde ons een nieuwe kijk op de ontwikkeling van het huidige Bergen op Zoom in die tijd.

Tot ieders verbazing kwam onder deze 10e en 11e eeuwse sporen nog een laag met vondstmateriaal tevoorschijn. Wat in eerste instantie leek op loodzand (een natuurlijke bodemlaag), bleek bij nader onderzoek de bodem van een veenmoerasje waaruit al het organisch materiaal verdwenen was. Wat overbleef was een witte zandlaag die vol zat met Romeinse scherven. Dit veenmoerasje heeft in de Romeinse tijd waarschijnlijk een rituele functie vervuld en heeft dienst gedaan als offerplek. Uit deze laag zijn vele vondsten uit de Romeinse tijd verzameld. Hoofdzakelijk scherven van kleine amfoortjes (puntkruikjes) en een enkele kraal van barnsteen.

rom munten 1Een andere vondstcategorie die verzameld is uit deze laag zijn munten. Op het moment van de vondst vaak niet of nauwelijks als zodanig herkenbaar. De munten hebben namelijk in de ruim 1800 jaar dat zij in de bodem verbleven een dikke laag van koper- en ijzeroxide om zich heen verzameld. Koper uit de munt zelf en ijzer uit de bodem. We noemden deze munten in het veld dan ook gekscherend “pepernoten”, hoewel ze natuurlijk meer weg hebben van kruidnootjes.

In het afgelopen jaar zijn deze munten, bijna 80 stuks, schoongemaakt en geconserveerd bij restauratie atelier Restaura in Haelen. Jo Kempkens en Ton Lupak van dit atelier hebben vele uren gestoken in dit zeer secure en tijdrovende werkje. Na dit proces bleek een aardig aantal munten in een redelijke tot goede staat te verkeren.

Het is verplicht om alle munten van vóór 1600 aan te melden bij het Geldmuseum in Utrecht (voorheen het Koninklijk Penning Kabinet in Leiden, na de fusie met de Rijksmunt onder deze nieuwe naam voortgezet). Op 23 november ben ik daarom met alle munten van de Parade naar Utrecht getogen om ze aan te melden. In ruil voor de melding worden de munten gratis gedetermineerd. Dat scheelt ons weer vele dagen speurwerk in boeken. In Utrecht is men ruim 6 uur bezig geweest om alle munten te bekijken en een zo goed mogelijke datering te geven.

Voor we verder gaan wil ik even kort iets uitleggen over het Romeinse muntstelsel.
De munteenheid in de Romeinse tijd was de as. In het begin een grote gegoten munt van ruim 50 gram. 

rom munten 2 

Onder keizer Augustus en zijn opvolgers was de as een kleine munt van 8 tot 11 gram. De as was geslagen uit koper. Een even zo grote munt geslagen uit messing (orichalcum) was de dupondius die een waarde had van 2 as. Bij bodemvondsten is het verschil tussen beide munten vaak niet meer zo duidelijk te zien omdat de munt door zijn verblijf in de bodem een groene tot bruine kleur heeft gekregen. Behalve het verschil in metaal, werd er onder keizer Claudius nog een verschil ingevoerd. Op een as was de keizer altijd gekroond met een lauwerkrans en op de dupondius met een stralenkroon. De grootste koperen munt was de sestertius welke een waarde had van 4 as. Daarboven stond de zilveren denarius met een waarde van 16 as. De hoogste waarde had de aureus, deze gouden munt was maar liefst 400 as waard. Andersom zou je ook kunnen zeggen:

1 aureus = 25 denarii = 100 Sestertii = 200 dupondii = 400 assen  

Uiteindelijk bleken 44 van de 79 munten toeschrijfbaar aan een bepaalde keizer. De hoofdmoot van de munten dateert uit de periode van ca. 117 tot 192 na Chr. 

Terug naar de gevonden munten achter de Gertrudiskerk. De oudste munt dateert uit de regeerperiode van Claudius (41 – 54 na Chr.). Het gaat hier om een as, maar niet een as geslagen in opdracht van de keizer. We hebben hier te maken met een zogenaamde barbaar. Ook wel een barbaarse navolging van een Romeinse munt genoemd. Alle volkeren die niet tot het Romeinse rijk behoorden werden door de Romeinen gezien als barbaren. Deze volkeren sloegen eigen munten die onder andere geïnspireerd waren op bestaande Romeinse munten en zullen waarschijnlijk alleen gecirculeerd hebben aan en/of buiten de grenzen van het Romeinse rijk, in barbaars gebied.

neroAndere munten die gevonden zijn, zijn geslagen onder Nero (54 – 68 na Chr.), Vespasianus (69 – 79 na Chr.), Domitianus (81 – 96 na Chr.), Nerva (96 – 98 na Chr.) en Traianus (98 – 117  na. Chr.)

Zoals eerder gezegd dateert de hoofdmoot van de munten globaal uit de laatste 3 kwart van de 2e eeuw. Uit die periode hebben zijn er voornamelijk munten gevonden van keizer Hadrianus (117 – 138 na Chr.) 6 munten, keizer Antoninus Pius (138 – 161 na Chr.)10 munten en Faustina Jr. (145 – 175) 7 munten.

Het is niet met zekerheid te zeggen dat deze periode ook de hoogtijdagen van de offerplaats waren. Vrijwel alle munten uit deze periode vertonen een hoge mate van slijtage en zouden best eens erg lang gebruikt kunnen zijn. Deze periode was ook een tijd waarin zeer veel munten werden geslagen en zij bleven nog tot ver in de 3e eeuw in circulatie. 

Een van de munten betreft een sestertius van Aelius. Aelius werd in het jaar 136 geadopteerd door keizer Hadrianus met de bedoeling om hem zijn opvolger te maken. Hij heeft het echter niet gehaald tot keizer omdat hij een half jaar voor Hadrianus overleed op 1 januari 138. Antoninus Pius zou uiteindelijk de opvolger van Hadrianus worden onder voorwaarde dat hij Lucius Verus (de zoon van Aelius) en Marcus Aurelius (de neef van Buste Marcus aureliusHadrianus) zou adopteren. Marcus Aurelius zou uiteindelijk in 161 na Chr. Antoninus Pius als keizer opvolgen. Lucius Verus was in de jaren 161-169 na Chr. mede keizer met hem. Hij was getrouwd met Lucilla, de dochter van Marcus Aurelius en diens vrouw Faustina, de jongere. Marcus Aurelius kreeg ook een zoon, namelijk Commodus welke zijn vader in 180 na Chr. zou opvolgen als keizer van het Romeinse rijk.

Van alle hiervoor genoemde personen zijn er op de Parade munten aangetroffen.

Een leuk exemplaar betreft een sestertius van Lucilla. Op de keerzijde van deze munt zien wij Lucilla zittend op een kruk die een kind zoogt met om haar heen nog twee kinderen.

rom munten 3

Voor- en keerzijde sestertius van Lucilla

Ook van haar man Lucius Verus hebben we enkele munten gevonden. Namelijk een mooie sestertius geslagen  tussen 161 en 163 na Chr.

De enige zilveren Romeinse munt van de parade is ook geslagen onder Lucius Verus: een erg mooi bewaard gebleven denarius. Let maar eens op het detail dat nog te zien is op de kop van de keizer.

Aan de hand van het opschrift en type weten we dat deze denarius is geslagen tussen 5 december 162 en het voorjaar van 163 na Chr.

rom munten 4

Voor- en keerzijde denarius Lucius Verus

Opvallend is dat er in het moerasje vrijwel alleen bronzen munten zijn aangetroffen. We kunnen hieruit concluderen dat men waarschijnlijk alleen munten met een lage waarde offerde.

De jongste munt die is aangetroffen is een sestertius van Gordianus III (238 – 244 na Chr.). Deze munt is verreweg het best bewaard gebleven van allemaal. Hij is waarschijnlijk maar korte tijd in omloop geweest en zal al vrij snel na het slaan in het moerasje gegooid zijn als offer aan de goden.

rom munten 5

Voor- en keerzijde sestertius van Gordianus III

Hierna volgt een opsomming van het aantal munten dat van iedere keizer is aangetroffen. 

Claudius 41-54 na Chr. 1
Nero 54-68 na Chr. 1
Vespavianus 69-79 na Chr. 2
Domitianus 81-96 na Chr. 1
Nerva 96-98 na Chr. 1
Traianus 98-117 na Chr. 3
Hadrianus 117-138 na Chr. 6
Aelius 136-138 na Chr. 1
Antoninus Pius 138-161 na Chr. 10
Faustina Jr. 145-175 na Chr. 7
Marcus Aurelius 161-180 na Chr. 3
Lucius Verus 161-169 na Chr. 2
Lucilla 161-180 na Chr. 3
Commodus 180-192 na Chr. 2
Gordianus III 238-244 na Chr. 1
     
Niet toeschrijfbaar 0 – 192 na Chr. 29
Niet toeschrijfbaar 100-192 na Chr. 6

Met dank aan Jan Pelsdonk, Jan Stuurman en Paul Beliën van het Geldmuseum in Utrecht.

Gepubliceerd in de nieuwsbrief Archeologie en Monumenten nr. 34 van december 2006 van de Stichting In den Scherminckel te Bergen op Zoom 

 


 

DE KLOTENDOLK

 


 

 

DE KLOTENDOLK

 

De geschiedenis heeft door de eeuwen heen een enorme variëteit aan slag- steek- en vuurwapens voortgebracht. Deze variëren van grote katapulten en kanonnen voor massaal gebruik tot kleine persoonlijke wapens zoals pistolen, messen en dolken. Vele van dergelijke wapens heeft het overleefd naar onze tijd. Bijvoorbeeld op de wapenafdeling van musea, bij mensen thuis op zolder of aan de schoorsteenmantel. Maar bijvoorbeeld ook als meerpalen langs een haven in de vorm van in de grond ingegraven kanonnen.

Soms komt er bij archeologisch onderzoek ook wapentuig uit het verleden naar boven. Meestal gaat het om objecten uit de laatste 500 jaar. In Bergen op Zoom is bij archeologisch onderzoek bijvoorbeeld een 16e eeuws ijzeren kanon boven de grond gekomen. In 2004 werden op de Parade enkele fragmenten gevonden van een 17e eeuwse sierdegen. Maar soms komt er ook ouder wapentuig boven.  

Toen in 2005, na afloop van het archeologisch onderzoek, op de Parade van start werd gegaan met het uitgraven van de nieuwe parkeerkelder kwamen in de buitenste rand nog steeds nieuwe sporen tevoorschijn. Omdat deze strook niet eerder onderzocht kon worden, kregen we gelukkig genoeg tijd om ook deze sporen goed vast te leggen. Aan de westkant van het terrein, ter hoogte van de plataan, kwam een grote waterput tevoorschijn. De bovenste 2,10 meter bestond uit baksteen van een zeer groot formaat (7½x11x30 en 8×17½x31½ cm). De onderste 3,30 meter van de put was opgebouwd uit grote vierkante blokken Gobertange steen. Dit was het deel wat dieper doorliep dan de aan te leggen keldervloer. Omdat de waterput onder het beton zou verdwijnen hebben we in overleg met de uitvoerder van bouwbedrijf Sprangers besloten dat we 3 dagen konden besteden aan het uitgraven van de waterput. Midden door de put was een betonnen boorpaal geplaatst, dit maakte het uitgraven van de put niet makkelijk maar het was de moeite waard.

MINOLTA DIGITAL CAMERA

De uitgegraven waterput

Vele aardewerkscherven zijn geborgen, alsook veel organisch materiaal in de vorm van textiel, wol, haar, kurk, hout en leer. Alles uit de periode rondom 1300, de periode waarin de stedelijke ontwikkeling van Bergen op Zoom net op gang begint te komen. Een van de meest bijzondere vondsten uit de put betreft de vondst van een zogenaamde klotendolk, in preutsere tijden ook wel nierdolk genoemd. De dolk zat deels in het beton van de boorpaal.  

De klotendolk dankt zijn naam aan de twee kleine, bolvormige uitstulpingen aan de bovenzijde van het heft op de overgang met het lemmet. De middeleeuwse Engelsen noemden dit type dolk een “ballock dagger”, de Fransen noemde het een “dague a couillettes”. Deze namen omschrijven de vorm van de uitstulpingen. Sommigen menen dat de rest van het heft met zijn taps toelopende uiteinde als fallus gezien dient te worden en zo het mannelijke geslachtsorgaan voorstelt. 

De klotendolk was hoofdzakelijk een burgerwapen. In noordwest Europa vooral in gebruik tussen de 14e en de 16e eeuw. Dit betekent dat het in Bergen op zoom gevonden exemplaar een vroeg stuk is. Doordat hij zo algemeen gebruikt werd, en in die zin te weinig bijzonder was, zijn er nauwelijks exemplaren van bewaard gebleven. Bovendien is de conservering van de exemplaren die archeologen aantreffen, vaak matig. Het heft van een klotendolk is gewoonlijk gedraaid en gestoken uit een massief stuk hout. Ivoor en metaal komen ook voor maar hout is het meest gebruikt. Aan de achterzijde loopt het heft van een klotendolk iets breder uit en is daar vrijwel altijd voorzien van een bronzen of koper kapje. Massief of gevuld met lood als tegengewicht voor het lemmet om zo een gebalanceerd wapen te produceren. Ook zorgde de verbrede achterzijde van het heft ervoor dat het niet makkelijk uit de hand schoot. De bolvormige uitstulpingen functioneerde als een soort stootplaat welke op andere wapens gevormd wordt door een metalen plaatje op de overgang van heft naar lemmet ter bescherming van de hand. Het lemmet van de klotendolk had een driehoekige (1-zijdig snijdend) ruitvormige (2-zijdig snijdend) doorsnede. Naar beneden toe liep het lemmet breder uit om hier over te gaan in een naaldangel welke in een in het heft geboord gat werd geplaatst. Vaak werden er aan weerszijden van de naaldangel een soort weerhaken aangebracht om er zeker van te zijn dat het lemmet in het heft niet meer kon bewegen.  

Het heft kan verschillende vormen hebben. Er zijn heften gevonden met een ronde of een vierkante doorsnede. Ook zijn er heften bekend met een achtkantige of gefacetteerde vorm voor meer grip. In 1998 is in een beerput in Delft een hele mooie klotendolk opgegraven. Het slanke, gefacetteerde heft was voorzien van inlegwerk met git en een patroon van zeer kleine ingeslagen zilveren spijkertjes.

klotend 4

Afbeelding van de Bergse klotendolk, ongereinigd

 

De klotendolk werd gewoonlijk aan de riem, net achter de rechter heup gedragen. Omdat de meeste mensen rechtshandig zijn werd het primaire wapen, een zwaard, aan de linker heup gedragen. Dit was heel praktisch met de rechterhand te pakken. Het secundaire wapen, de dolk, hing dan aan de rechter heup. 

De in Bergen op Zoom opgegraven klotendolk heeft een enigszins vierkant houten heft met relatief grote ballen aan weerszijden. Aan de achterzijde is het heft voorzien van een dun koperen kapje waaronder mogelijk een niet bewaard gebleven hoeveelheid lood heeft gezeten. Omdat de dolk deels in het beton zat, toen deze in de waterput werd aangetroffen, is deze zeer voorzichtig verwijderd. Helaas is het heft hierbij toch deels gebroken. 

Ook de uiterste punt van de dolk is niet meer aanwezig. Mogelijk was het afbreken van de punt aanleiding om hem in de buiten gebruik gestelde waterput te deponeren.  

Bijzonder aan het Bergse exemplaar is dat het heft over het gehele oppervlak is voorzien van honderden ingeslagen nageltjes. De bolle kopjes van de nageltjes vormen een golvend patroon over het hele heft. De nageltjes zullen echter niet alleen een decoratieve functie hebben gehad. Door het hele heft van nageltjes te voorzien zal de gebruiker zeker ook een betere grip op het heft hebben gehad.   

De klotendolk wordt op dit moment gerestaureerd bij Restaura in Haelen. Alvorens de dolk helemaal gerestaureerd is, moet er nog het nodige aan gedaan worden. Onderstaande röntgenfoto van de dolk toont een mooi beeld van de vele nageltjes.

klotend 3

 

Bij het vrijleggen van het heft zal ieder nageltje afzonderlijk moeten worden gefixeerd om te voorkomen dat ze tijdens de restauratie uit het heft vallen.  

Na afronding van de restauratie zal de klotendolk misschien een plek krijgen op een nieuwe tentoonstelling over de geschiedenis van de stad in het Markiezenhof. 

11-03 klotendolk

De klotendolk na restauratie

Gepubliceerd in de nieuwsbrief Archeologie en Monumenten nr. 35 van maart 2007 van de Stichting In den Scherminckel te Bergen op Zoom