GESPEN

 


 

GESPEN

 

De gesp zoals we die nu kennen is primair een Romeinse uitvinding. Zij waren de eersten die gebruik maakten van een beugel met een angel dat door een gaatje in een riem diende te worden gestoken. Het waren echter de Kelten die voor het eerst objecten gingen gebruiken voor het sluiten van kleding in een andere vorm dan de fibula.

Iedereen is waarschijnlijk wel bekend met de grote hoeveelheden gouden voorwerpen die door de, hoofdzakelijk op het Ierse eiland wonende, Keltische volkeren zijn gemaakt. Deze worden gevonden in grote schatvondsten van soms wel honderden voorwerpen bij elkaar. Meestal bestaan dergelijke vondsten hoofdzakelijk uit arm- en nekbanden. Een enkele maal zitten er in deze schatvondsten ook voorwerpen die enigszins lijken op armbanden maar daar eigenlijk veel te plat voor zijn of een veel te grote opening hebben waardoor deze nooit op de arm zou kunnen blijven hangen. Ze bestaan uit een brede lage boog uitlopend in een schelp aan iedere zijde. De bogen zijn massief gegoten, de schelpen bestaan uit een zeer dun plaatje goud.

Gesp. 1

Keltische “dress fastener”

De totale lengte varieert tussen de 15 en 25 cm. Het idee is dat deze objecten gebruikt werden voor het sluiten van kleding. De twee brede schelpen een weerszijden van de boog werden door een gat in de kleding gestoken. Op een zelfde manier als een knoop in een knoopsgat. Op die manier kon een kledingstuk tot op zekere hoogte worden gesloten afhankelijk van de afstand tussen de twee schelpen. Een goede Nederlandse naam voor deze voorwerpen is er niet, maar de Britten noemen dit een “dress fastener”. Mocht je ooit in Dublin op vakantie zijn ga dan beslist langs het National Museum of History and Archeology voor een schitterende collectie waarin zich ook diverse van deze dress fasteners bevinden.

De oorsprong van het woord gesp is niet exact bekend. De Engelse benaming is buckle. Dit is afkomstig van het Latijnse woord Buccala wat wangband of vizier betekent. Dit verklaart waarschijnlijk waarom de gesp onder de Romeinen een militaire oorsprong heeft. Zoals gezegd waren de Romeinen de eerste die de gesp gebruikten in de vorm zoals we die heden ten dage nog steeds kennen. Een gesp bestaat in feite uit slechts 2 onderdelen: de beugel (al dan niet met tussenstijl) en de angel. 

In de Romeinse tijd heeft de gesp vooral een functionele functie. Het is dan ook de meest ideale manier om 2 riemen met elkaar te verbinden. Dat de gesp zijn oorsprong vindt in het militaire deel van de Romeinse cultuur is niet vreemd en is vooral te verklaren door de gebruikelijke kleding van een Romeinse soldaat in die tijd. Deze bestond uit vele verschillende delen welke met leren riemen door middel van gespen met elkaar werden verbonden. 

Vroege Romeinse gespen hebben vaak een simpele rechthoekige vorm. Later ontwikkelen vooral de militaire exemplaren zich tot sierlijke vormen om aan het eind van de Romeinse tijd te zijn verworden tot rijk geornamenteerde objecten. Zie bijvoorbeeld de gesp hieronder. Let op de gestileerde paardenkoppen aan de basis van de angel?

 gesp 2

In de periode na de Romeinse tijd zet deze trend zich voort. Gespen uit deze periode zijn zeer rijk versierd. Niet alleen de ovale of D-vormige beugel maar vooral ook de beslagplaat waarmee de gesp aan de riem was verbonden, waren voorzien van de nodige ornamentatie. Het meest voorkomende zijn afbeeldingen van dieren (paarden) maar ook mensen worden op dit soort gespen aangetroffen. In de vroege periode nog duidelijk herkenbaar maar later steeds meer gestileerd. Gespen waren vaak gemaakt van ijzer en koperlegeringen maar de rijken konden zich ijzeren gespen met zilver inlegwerk of gespen helemaal van zilver of goud met inlegwerk van emaille en edelstenen veroorloven. Het vakmanschap van de metaalbewerkers uit die tijd is lange tijd ongeëvenaard geweest. De gesp en vele beslagstukken op de riem was in de vroege middeleeuwen een echt statussymbool. Hierdoor was de functionaliteit van de gesp wel eens van ondergeschikt belang aan het uiterlijk.

Een van de mooiste en meeste bekende voorbeelden is toch wel de gesp welke is gevonden in het scheepsgraf in het Engelse Sutton Hoo. Deze werkelijk uitzonderlijk knap gemaakte gouden gesp uit ca. 625 na Chr. heeft waarschijnlijk toebehoord aan Koning Raedwald of East Anglia.

gesp 3

gouden gesp, ca. 625 n.Chr.

Aan het einde van de 10e eeuw laten we de grote en opzichtige gespen achter ons en vallen we terug op de wat simpelere kleine uitvoeringen met een ovale of D-vormige beugel. De beugel is nog wel vaak rijkelijk versierd, maar is niet meer te vergelijken met hun Merovingische en Karolingische voorgangers. De grote beslagplaat word vervangen door een veel kleiner exemplaar, soms gegraveerd met ingewikkelde dierfiguren of geometrische patronen. Uit zondering hierop vormen gespen uit het Franse Limoge. Deze gespen uit de late 12e en 13e eeuw hebben een grote brede beugel met tussenstijl en beslagplaat die bevestigd is aan de recht afgewerkte zijkant.

Allen zijn rijk geornamenteerd met emaille inlegwerk op de beugel. De vierkante beslagplaat is voorzien van verhoogde stilistische dier- of mensfiguren en ingelegd met emaille, voornamelijk in de kleuren rood en blauw. Het geheel was op het metaal nog eens verguld wat zorgde voor een zeer opvallend uiterlijk. Opvallend bij deze gespen is dat de angel en de beslagplaat aan verschillende delen van de beugel zijn bevestigd. Iets wat tot dat moment nog niet eerder werd gedaan. Dergelijke gespen zijn zeer zeldzaam en er is dan ook maar een handvol complete exemplaren bewaard gebleven.

In de 2e helft van de 13e eeuw wordt steeds minder gebruik gemaakt van emaille. Beslagplaten worden dan steeds meer alleen gegraveerd. Aan het einde van de 13e eeuw verdwijnen dit soort gespen geheel uit de archeologische contexten. In Bergen op zoom is op het terrein van de voormalige zeilmakerij van Ribbens in een kuil met laat 13e eeuws pottenbakkers afval een vierkante beslagplaat gevonden met daarop de gravering van een gekroonde M. Het geheel vertoont nog resten van vergulding. Omdat de gravering nogal kinderlijk aan doet is het niet met zekerheid te zeggen dat het hier om een stuk uit Limoge gaat. Mogelijk hebben we hier te maken met een lokaal product dat is gemaakt naar Frans voorbeeld.

 gesp 4

De late middeleeuwen is een tijd waarin de gesp een grote vormevolutie doormaakt.
In de 14e eeuw komen gespen met een rechthoekige vorm, een ovale vorm, een ronde vorm en D-vormig naast elkaar voor. Ook de dubbel ovaal vorm (8-vormig) heeft zijn opkomst in de late 14e eeuw. Een onderscheid in vorm naar functie is niet echt te maken. De grootte van de gesp is natuurlijk wel deels bepalend voor de functie die de gesp zal hebben gehad. Een gespje van 1½ cm zal niet gebruikt zijn om de broekriem mee te sluiten. Op het Gouvernementsplein zijn bij het archeologisch onderzoek naar het pestkerkhof in 1999 diverse skeletten opgegraven waarbij op het bekken (onder de handen) een ronde gesp werd aangetroffen. Het is aannemelijk gezien de positie op het lichaam dat deze gebruikt zijn als gesp voor het sluiten van bijvoorbeeld een broekriem. We kunnen echter een symbolische functie niet uitsluiten.

Veruit de meeste lichamen werden gevonden met de handen over elkaar gevouwen ter hoogte van het kruis. Een logische plaats voor het aantreffen van een broekriemgesp.

Echter uit een niet nader onderzocht massagraf zijn met de metaaldetector nog 2 gespen geborgen. De handen van de overledenen waren naast het lichaam gepositioneerd. Onder iedere hand lag 1 gesp. Zijn de gespen doelbewust onder de handen van de overledenen geplaatst om ook in het hiernamaals een verbintenis met de nabestaanden te creëren of is de positie een toevalligheid? Er zijn immers genoeg skeletten opgegraven waarbij geen gespen zijn gevonden.

 gesp 5

In de 14e eeuw zien we dat de angelrust (de plaats op de beugel waarop de angel rust) steeds vaker versierd word. In het begin is dit nog heel minimaal met enkele lijntjes of een verdiept stukje in de beugel waar de angel in valt. Maar naarmate we verder komen in de tijd en men ook de rest van de beugel meer gaat versieren worden de angelrusten steeds meer geprononceerd. Een mooi voorbeeld van een op een akker aan het Benedenbaantje gevonden dubbel ovaal gesp, die aan beide zijden van de beugel een angelrust in de vorm van D-gesp heeft, ziet u hier onder.

gesp 6

In de 16e eeuw wordt de simpele gesp, waarbij de angel bevestigd zit aan de beugel, geheel verdrongen door de gesp met tussenstijl. Dit model maakt in de periode tussen ca. 1450 en 1700 vele vormveranderingen door die voornamelijk kunnen worden toegeschreven aan de veranderende smaak van de gebruiker. De gesp wordt dus een echt modeartikel.

In de 17e eeuw vindt er sinds lange tijd een functionele vernieuwing plaats in het uiterlijk van de gesp. Aan de tussenstijl wordt om de angel een zogenaamde haakbeugel bevestigd. Het idee hierachter was dat de haakbeugel achter de riem gehaakt kon worden teneinde een betere bevestiging van de riem te bewerkstelligen. Om de haakbeugel goed te kunnen bevestigen werd de meegegoten tussenstijl vervangen door een secundair aangebrachte pin. Deze pin, meestal van ijzer, stelde de gebruiker in staat om het soort haakbeugel aan de gesp te variëren. Omdat ijzer in de bodem snel wegroest worden er vaak 17e en 18e eeuwse gespen gevonden waarvan de tussenstijl ontbreekt. Alleen de beugel is dan bewaard gebleven.

In de 18e eeuw zien we de schoengesp, welke gebruikt werd om de leren riempjes van de schoen aan elkaar te verbinden, steeds groter worden. Schoenen zijn inmiddels zodanig gemaakt dat de gesp eigenlijk zijn functie verliest, maar toch blijft hij op de schoen bevestigd zitten. Kijk maar eens naar oude 18e eeuwse schilderijen met afbeeldingen van rijkere personen. Zij hebben vaak grote zilveren gespen op de schoenen. Ook hogere militaire of marine officieren hebben dergelijke gespen op de schoenen.

In de schatvondst, die in 2003 door twee bouwvakkers werd gedaan op het Ribbens terrein aan de Rijtuigweg, zaten ook een viertal van dergelijke zilveren schoengespen.

In de 19e en 20e eeuw verwordt de gesp weer tot een alledaags gebruiksvoorwerp.  

In vroeger tijden werden de gespen vooral gemaakt van metaal, maar ook hout en been werden gebruikt. In een enkel geval werd zelfs gebruik gemaakt van bergkristal voor de beugel.

Tegenwoordig wordt de metalen gesp steeds meer verdrongen door de plastic veiligheidssluiting. Zal deze de gesp ooit helemaal gaan vervangen en komt er hiermee een eind aan een product dat meer dan 2000 jaar stand heeft gehouden? We zullen het zien…

 MINOLTA DIGITAL CAMERA

Gepubliceerd in de nieuwsbrief Archeologie en Monumenten nr. 36 van juni 2007 van de Stichting In den Scherminckel te Bergen op Zoom 

 


 

BLUBBER, SCHERVEN EN GOUD

 


 

BLUBBER, SCHERVEN EN GOUD
Opgravingen op het Ribbensterrein: goud en zilver in overvloed

 

In Waterschans 3 van 2007 heeft Marco Vermunt reeds het een en ander verteld over het archeologisch onderzoek naar de middeleeuwse sporen op het terrein van de voormalige zeilmakerij Ribbens. Het vervolg van dat verslag volgde in Waterschans 4 van 2007, waarin hij een inleiding gaf over de op het terrein aangetroffen latere sporen en de vondst van een heuse schat, nadat het archeologisch onderzoek voltooid was. Jan Pelsdonk van het Geldmuseum heeft eveneens in Waterschans 4 een boeiend verhaal geschreven over de in de schat aanwezige munten en hij refereerde daarin al aan de andere voorwerpen en sieraden die tevens werden aangetroffen.

Korte terugblik
Even een korte terugblik. Nadat in 2002 het archeologisch onderzoek op de locatie is afgerond, werd in 2003 gestart met de bouwwerkzaamheden. Op een zonnige zomerdag in juni zijn de bouwvakkers Leo Brocatus en Koos Muller bezig met het handmatig uitgraven van een funderingssleuf. Tussen het vele puin komen ineens enkele zilveren munten en een gouden ring tevoorschijn. Voorzichtig verder graven levert binnen de kortste keren tientallen zilveren munten, gouden sieraden en zilveren voorwerpen op. Later zijn er met behulp van een metaaldetector nog enkele munten en sieraden gevonden. Het totaal komt uiteindelijk uit op 144 zilveren munten, 7 verschillende gouden sieraden en 7 zilveren voorwerpen.1

De munten waren verstopt in een vrijwel volledig vergane koperen ketel. De sieraden en voorwerpen zaten verborgen in een textielen tas waarvan enkel de zilveren beugel bewaard is gebleven. Nadat de objecten vakkundig gereinigd waren, begon de moeilijke klus van het determineren van de vondsten. Dit was voor de zilveren voorwerpen goed te doen vanwege de grote hoeveelheid bewaard gebleven gegevens over zilverkeuren in Nederland vanaf de zeventiende eeuw. Deze gegevens ontbreken echter voor het overgrote deel wanneer het gaat om de keuren op gouden objecten in dezelfde periode.

Zoals reeds vermeld, zaten de voorwerpen en de sieraden verborgen in een tas met zilveren beugel. Deze tasbeugel is uitbundig gegraveerd in Rocaille stijl met op de ‘schouders’ een decoratie van papegaaien. Deze papegaaienbeugel, zoals dit type genoemd wordt, is van Schoonhovense makelij.

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Papegaaienbeugel uit Schoonhoven vervaardigd door Johannes Koppenol II in 1786.

Jacobus Koppenol II
Jacobus Koppenol II, geboren te Schoonhoven in 1744, is vanaf 1773 in zijn geboorteplaats werkzaam als zilversmid. In 1813 overlijdt hij na een lang ziekbed. Hij heeft het ambacht van zilversmid uit kunnen oefenen tot 1811. Eén van zijn specialiteiten was de papegaaienbeugel. Het in Bergen op Zoom gevonden exemplaar is vervaardigd in 1786. De papegaaienbeugel was vanaf 1750 een karakteristieke Schoonhovense tasbeugel. Deze tasbeugel maakte deel uit van de Zeeuwse klederdracht en werd tot het einde van de negentiende eeuw in Schoonhoven gemaakt. Ook in andere plaatsen werden, ook na het einde van de negentiende eeuw, deze tasbeugels vervaardigd, maar de hoogste kwaliteit was afkomstig uit Schoonhoven.

Bij de tasbeugel zijn de restanten gevonden van wat vermoedelijk de bevestigingshaak is geweest. De haak bestond uit een sierplaat met daarachter een verticale pen die door middel van een oog aan de riem gehangen kon worden. De pen zat strak tegen de sierplaat gebogen. Door de ring van de tasbeugel over de sierplaat te plaatsen, kon deze met enige licht druk tussen de sierplaat en de pen geschoven worden en zat de tas veilig aan de riem.

De haak is helaas niet gekeurd en we kunnen daardoor niet met zekerheid zeggen waar deze vervaardigd is. Het is echter aannemelijk dat de haak tegelijk met de tas is gekocht en derhalve kunnen we aannemen dat ook dit stuk uit Schoonhoven afkomstig is.

Op de achterzijde van de haak zijn de initialen KS ingekrast. Hoewel we door archiefonderzoek vast hebben kunnen stellen dat de schat is verborgen door Johanna Sevenster, weduwe van Johannes Sevenster, lijken deze geen betrekking te hebben gehad op de eigenaar.Er komt in de familie namelijk geen K. Sevenster voor. Johanna stierf kinderloos en ook Johannes was enig kind .

haak

Bevestigingshaak van de tasbeugel

Schoengespen
Voorts zijn in de vondst twee grote gegraveerde zilveren schoengespen aanwezig en de restanten van nog twee andere exemplaren. Deze laatste zijn tijdens de eerste graafwerkzaamheden niet opgemerkt en door de schop beschadigd geraakt. De ontbrekende delen waren na de ontdekking van de feitelijke schat reeds afgevoerd met de uitgegraven grond. De bewaard gebleven fragmenten bezitten helaas geen keuren, maar op basis van de uitvoering zijn ze te dateren in het laatste kwart van de achttiende eeuw. Twee andere gespen zijn, op de binnenbeugel na, compleet. Het oppervlak is lichtjes geribbeld en voorzien van een meegegoten decoratie van gestileerde bloemetjes.

Op de keerzijde zijn deze gespen voorzien van slechts één keur, het meesterteken GCF. Dit meesterteken staat voor de zilversmid Gerhardus Cornelis Fels, ook wel vermeld als Gerrit C. Fels, die tussen 1772 en 1811 werkzaam was in de steden Doesburg en Zutphen.3 Hij is in Doesburg geboren in het jaar 1746 en overleden in Kampen in 1828.

Omdat op beide stukken het stadskeur ontbreekt en er helaas ook geen jaarletter aanwezig is, is niet meer na te gaan in welke van de twee steden deze gespen vervaardigd zijn.

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Een van de door Gerhardus C. Fels vervaardigde schoengespen

Vanaf de zeventiende eeuw zien we het gebruik van schoengespen toenemen. In het begin gaat het nog om kleine, functionele gespen aan de zijkant van de schoen of laars. Later, in de achttiende eeuw vervalt de functionaliteit van de gesp als hoofddoel. De (zilveren) schoengesp wordt steeds groter en opzichtiger en krijgt meer de functie van statussymbool. De in de schatvondst aangetroffen gespen missen allemaal de binnenbeugel. De binnenbeugel bestond uit een tussenstijl met angel en haakbeugel. Omdat bij alle vier de gespen de binnenbeugels ontbreken, is het aannemelijk dat de stukken niet zijn bewaard vanwege hun functionele waarde maar vanwege hun intrinsieke zilverwaarde.

Zaknecessaire
Eén van de mooiste voorwerpen uit de vondst betreft een zilveren zaknecessaire. Dit voorwerp zou je kunnen zien als het achttiende eeuwse equivalent van het Zwitserse zakmes. Het bevat ‘alles’ wat de gegoede man nodig heeft om zijn pijp brandende te houden en te voorzien in zijn persoonlijke hygiëne.

MINOLTA DIGITAL CAMERA

het zaknecessaire in uitgevouwen toestand met achtereenvolgens een tongschraper, een oorlepeltje, een pijpenstamper, een pijpenreutelaar, een nagelmesje en het lakcachet.

Het in Bergen op Zoom gevonden zaknecessaire betreft een zeldzame variant met zes verschillende functies. Als eerste is het stuk voorzien van een tongschraper, een tongschraper is een instrument waarmee tongbeslag weggenomen kan worden. Dat gebeurt ten bate van de mondhygiëne: tongbeslag is een belangrijke oorzaak van een slechte adem. Omdat men in de achttiende eeuw niet of nauwelijks aan tandenpoetsen deed, was dit één van de belangrijkste middelen om een slechte adem tegen te gaan.

Voorts treffen we in het necessaire een oorlepeltje aan voor het verwijderen van overtollig oorsmeer, een pijpenstamper om de tabak in de aardewerken pijp mee aan te drukken zodat deze langer blijft branden, een zogenaamde pijpenreutelaar om de verbrande tabak uit de kop van de pijp te kunnen verwijderen teneinde deze opnieuw te kunnen vullen, een nagelmesje voor het schoonmaken onder de nagels en natuurlijk een lakcachet of zegelstempel. Aan het einde van de achttiende eeuw werd het de gewone burger verboden poststukken te zegelen. Vanaf dat moment zien we dat de zegelstempels in zaknecessaires en chatelaines niet langer de initialen of het wapenschild van de eigenaar dragen, maar bijvoorbeeld een afbeelding uit de Griekse mythologie, of verschillende florale motieven.

Bij het zien van het lakcachet in het zaknecessaire uit de schatvondst, was de eerste gedachte dat we deze afbeelding ook onder bovenstaande noemer konden scharen. Later archiefonderzoek wees echter uit dat de afgebeelde zeven sterretjes wel degelijk betrekking hadden op de voormalige eigenaar van het stuk. Namelijk Johannes Sevenster!

Het hierboven beschreven zaknecessaire is vervaardigd door Johannes Rooth die werkzaam was in Amsterdam van 1773 tot 1811. Helaas draagt ook dit stuk geen jaarletter waardoor het niet mogelijk is om het stuk nauwkeuriger te dateren.

Sieraden
Naast de hierboven beschreven zilveren gebruiksvoorwerpen bevatte de schat ook nog enkele opvallende sieraden die in de meeste gevallen toegeschreven kunnen worden aan de Zeeuwse klederdracht. Onder de sieraden bevonden zich drie gouden vingerringen. Een smalle gouden damesring zonder enige versiering. De ring draagt aan de binnenzijde twee onduidelijke en gesleten keuren. De herkomst van dit stuk is daardoor helaas niet te achterhalen. De twee andere ringen dragen helaas geen keuren waardoor een exacte datering vrijwel onmogelijk wordt.

Eén van de ringen is toe te schrijven aan de Zeeuwse klederdracht. Het gaat om een zes millimeter brede band die is opgelegd met filigrainwerk. Filigrainwerk is fijn zilver- of goudwerk dat wordt vervaardigd uit koordvormig gedraaid en daarna geplet zilver- of gouddraad, waaruit krul- of lofwerk en arabesken gebogen worden. Daarnaast is de ring voorzien van vier ruitvormige plaatjes met daartussen vier kleine opstaande roosjes, zogenaamde dopjes. De dopring is een sierring die uitsluitend door vrouwen werd gedragen op Walcheren, Axel en protestants Zuid-Beveland. De ring komt aan haar naam door de rondom opgesoldeerde dopjes. Dit soort ringen bestonden al in de achttiende eeuw. Ze werden in de loop der tijd steeds breder. Rond 1900 waren ze soms circa 2,5 cm. breed en bijna niet meer draagbaar, waardoor deze ring uit de mode ging.4 Het in de schatvondst aanwezige exemplaar kan op basis van uiterlijke kenmerken in het laatste kwart van de achttiende eeuw geplaatst worden.

 

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Gouden dopring

De derde ring uit de vondst betreft een zogenaamde gespring. De gesp staat al eeuwen symbool voor verbondenheid. In middeleeuws Engeland werd de gespring vaak gebruikt als trouwring om de huwelijkse verbintenis tussen twee personen extra te benadrukken. Of het in de vondst aanwezige exemplaar ook als trouwring dienst heeft gedaan, is niet duidelijk. De gewoonte om naam en jaar in de ring te graveren is pas veel later ontstaan.

De gespring is rondom voorzien van 20 kleine goudpareltjes die elk weer zijn voorzien van een zeer fijne filigrainrand aan de basis. Het binnenwerk stelt de binnenbeugel van de gesp voor met in het midden de tussenstijl, rechts de angel en links de haakbeugel die bij een echte gesp om de riem werd gehaakt voor extra stevigheid. Op basis van vergelijkbare echte gespen kan deze ring eveneens geplaatst worden in het laatste kwart van de achttiende eeuw.

Twee andere objecten die toegeschreven kunnen worden aan de Zeeuwse klederdracht zijn twee gouden oorijzerhangers. Deze werden aan de uiteinden van het oorijzer bevestigd en staken daardoor net buiten de kanten kap. Aan de bovenzijde van iedere hanger zit een klein extra oogje om de hanger aan het oorijzer te fixeren. Dit moest ervoor zorgen dat de hanger niet teveel rond bewoog.

MINOLTA DIGITAL CAMERA

zeer fijn uitgevoerde gespring

De versiering van beide stukken is een combinatie van filigrainwerk en in goud uitgevoerde edelstenen, compleet met imitatie slijpsel. Op het eerste gezicht lijken de hangers hetzelfde te zijn. Wanneer iets beter gekeken wordt, valt echter direct op dat er toch wel wat verschillen zijn.

De druppelvormige ‘edelsteen’ is bij het rechter exemplaar minder fijn afgewerkt. Ook ontbreekt het middelste steentje van de strik aan de bovenzijde. Dit valt in eerste instantie niet echt op omdat deze bij het linker exemplaar is ingedrukt. Het rechter exemplaar draagt een stadskeur van de stad Utrecht, ondanks dat deze voor de Zeeuwse klederdracht is gemaakt. Mogelijk betreft het een vervangingsstuk voor een zoekgeraakt exemplaar en is deze gemaakt door een edelsmid die het andere exemplaar niet als voorbeeld erbij had. Deze oorijzerhangers duiken vaker op als bodemvondst. Een enkele keer zijn de imitatie edelstenen uitgevoerd in het halfedelsteen granaat.

MINOLTA DIGITAL CAMERA

één van de twee gouden oorringen

Een zeer bijzondere vondst betreft een groot collier van vier gouden kettingen bevestigd aan een in filigrainwerk uitgevoerde sluiting. Onder de sluiting zijn nog eens twee kettinkjes bevestigd waar overheen een in reliëf gehamerde rozet heen en weer schuift. Helemaal onderaan het geheel hangt een, in dezelfde stijl als de rozet uitgevoerd, gouden kruis. De sluiting bestaat eigenlijk uit twee delen. Het grootste deel wordt gevormd door een in filigrain uitgevoerde clip met in het midden een grote gouden imitatie edelsteen en aan de bovenzijde een kroon. De linkerkant is voorzien van drie er aan gesoldeerde oogjes, waaraan vier gouden kettinkjes bevestigd zijn. Aan de achterzijde bevindt zich een gebogen clip. De bedoeling is dat het kleine oogje, waaraan de vier kettinkjes aan het uiteinde van het collier zijn verbonden, achter deze clip gehaakt wordt. Het collier zit dan strak om de nek met de sluitingsclip in het midden. Het kruis en de rozet hangen dan mooi op de borst. Naast het complete collier werd in de vondst nog een losse clip aangetroffen. De schakeltjes van de ketting alsook de uitvoering van de rozet en het kruis duiden op een productieplaats in Frankrijk of het zuidelijk deel van het huidige België. De precisie waarmee de zeer fijne schakeltjes zijn gemaakt, vergde een techniek die in de Nederlanden in die periode niet werd beheerst.

Op de achterzijde van het kruis staan drie keuren die zich maar moeilijk laten thuisbrengen. Eén van deze keuren betreft een naar links gerichte wolfskop. Hoewel voor zilver bedoeld, is dit een keur dat in de tweede helft van de achttiende eeuw in Parijs werd gebruikt.

MINOLTA DIGITAL CAMERA

collier met kruis van mogelijk Franse origine

Sluitende determinatie
Ondanks dat de gouden sieraden rijkelijk gekeurd zijn, bleek het niet mogelijk om tot een sluitende determinatie van deze keuren te komen. Het ontbreken van bewaard gebleven originele gegevens over goudkeuren van vóór 1800 maakt het determineren zeer moeilijk. Dit in tegenstelling tot de zilveren voorwerpen, waarvan wel veel gegevens over de keuren en zilversmeden bewaard zijn gebleven. De zilveren voorwerpen droegen in alle gevallen, voor zover compleet, een leesbaar keur. Het zilver is vervaardigd binnen de periode 1772 en 1812. Omdat we weten dat de schat tussen 1793 en 1795 begraven is, kunnen we stellen dat het zilver uit het laatste kwart van de achttiende eeuw moet dateren. Voorzichtigheidshalve kunnen we aannemen dat het goud ook uit deze periode stamt. Temeer omdat van een aantal objecten, op basis van de uiterlijke kenmerken, reeds een datering in die periode mocht worden verwacht.

De voorwerpen van deze toch bijzonder gevarieerde schatvondst, die enkele interessante ontdekkingen opleverde, zijn helaas niet voor Bergen op Zoom behouden. Ze werden enige jaren na de opgraving door diverse verzamelaars uit het noorden des lands aangekocht.

Noten:

1. Zie voor meer informatie over de gevonden munten Jan Pelsonk, ‘De spaarketel van Johanna Sevenster’. In: De Waterschans Nr. 4 (2007).

2. Het archiefonderzoek is verricht door Arthur Suijkerbuijk.

3. K.A. Citroen, Dutch goldsmiths’ and silversmiths’ marks and names prior to 1812 (Leiden 1993).

4. https://www.juwelierminderhoud.nl

 

Gepubliceerd in de De Waterschans Nr. 1, 2008